Ik ben mijn parapluutje kwijt! En dan bedoel ik niet zo’n gewoon ding dat je opsteekt als het regent, nee, ik bedoel mijn schuilplekje, waar ik altijd terecht kon als het even niet goed ging. “Als je moeder er niet meer is, ben je je parapluutje kwijt!” Die woorden sprak mijn moeder ooit, heel lang geleden en zij kon het weten, ze moest haar moeder al op haar dertigste missen. Mijn moeder is er inmiddels al twintig jaar niet meer, maar ik kan zeggen dat ik toch een parapluutje had…
Betty was zestien jaar ouder dan ik, mijn oudste zus en eigenlijk altijd al mijn tweede moeder. Toen ik een baby was, bleef zij thuis van school om mijn moeder te helpen en voor mij te zorgen. Ik was de vijfde, dus mamma kon best wat hulp gebruiken. Niks wasmachines en droogtrommels, de was opkoken in een teil, boenen op een wasbord en op waslijnen te drogen hangen. Geen pampertjes, maar katoenen luiers en ga zo maar door. Ik was me daar natuurlijk niet van bewust en tot mijn vijftigste ongeveer, was mijn moeder er gewoon, ik wist niet beter. Maar vanaf het moment dat zij er niet meer was, was daar Betty en zij werd mijn parapluutje.
Haar kindertijd was onvergelijkbaar met de mijne, samen met Isra, mijn broer, die een jaar ouder was, moest ze onderduiken in Friesland, apart van haar ouders en haar kleine zusje Liesje, die ergens ver weg ondergedoken zat en die ze pas in 1945 terug zou zien. Toen was er inmiddels nog een zusje geboren. Betty en Isra mochten gaan kijken natuurlijk. Ze hadden veel Fries gehoord in de jaren ervoor en ook gesproken. Maar Betty wilde voor pappa en mamma “netjes Nederlands” spreken en dus zei ze, kijkend in de wieg: “ach wat een lief muiltje!” Tja, mûle is Fries voor mond en zij was vergeten dat dat in het Nederlands iets heel anders betekende.
Mijn eerste echte herinneringen zijn van de Watersnoodramp in 1953. We woonden in Dordrecht en in februari van dat jaar stond er bij ons een meter water in de gang. Mijn vader was op reis geweest en hij werd in zijn nette pak, compleet met hoed en keurige schoenen met een bootje thuisgebracht. Om ervoor te zorgen dat alles in goede staat bleef, kwam Betty met een grote teil, waar hij in kon stappen en zo werd hij door de veertien meter lange gang getrokken naar de trap.
Betty trouwde, werd moeder en ik mocht als elfjarige al oppassen! Pas heel veel later realiseerde ik mij dat ik toch wel heel jong was, maar toen vond ik dat heel normaal. Het gezin verhuisde naar Utrecht en we zagen elkaar veel minder. Toen ik trouwde en ook nog naar Friesland vertrok, stond ze met bloemen in de hand en tranen in de ogen om ons uit te zwaaien. Of we gingen emigreren.
Wie haar niet gekend heeft, heeft veel gemist. Betty was een Jiddische mamme, die boterkoek kon bakken als geen ander, viskoekjes en zoete omelet, allemaal met roomboter, maar vooral met veel liefde klaargemaakt. Als ze kwam logeren, kwam er altijd een doos vol boterkoek mee en er waren cadeautjes voor iedereen. Ze vond het best leuk om iets te krijgen, maar geven was nog veel leuker! Je durfde nauwelijks te zeggen dat je een koekje zo lekker vond of de dropjes, chocolaatjes of zoute amandelen die op tafel stonden. Meteen kwam er een doosje tevoorschijn, waar ze al het lekkers in stopte, “voor onderweg”.
Maar Betty was meer. Ze was moeder en oma, overgrootmoeder zelfs, dat was het belangrijkst voor haar, voor haar gezin leefde ze. Haar tweede liefde was bridge. Minstens drie keer in de week speelde ze. En op niveau, mag ik wel zeggen. Ze maakte daar vrienden en niet alleen daar. Een socialer mens ben ik nooit tegengekomen. Een lekkere maaltijd voor haar buurvrouw, kleine cadeautjes voor de kinderen van haar cardioloog, ze had voor iedereen wel wat.
Vanaf het begin van dit jaar ging het met haar gezondheid niet meer als daarvoor. Ze at slecht, en werd magerder. Dat laatste vertelde ze met enige trots, ze wilde best wat slanker zijn. Maar het bleek minder positief dan ze het deed voorkomen. De laatste vier weken was ze echt heel ziek en nog wilde ze het niet over zichzelf hebben. Haar zorg was dat wij allemaal verdriet zouden hebben als ze er niet meer was en dat zij ons niet zou kunnen troosten.
Betty zou in juni zevenentachtig geworden zijn. Bijna tot het laatst gezond en actief. Ik ben blij dat ze niet lang ziek heeft hoeven zijn, maar ik mis mijn parapluutje.
Recente reacties